Zusters van 1934 tot 1990
Op 23 oktober 1933 was de gemeente Sambeek eigenaar geworden van Lactaria. De gemeente ging meteen op zoek naar een kloosterorde die in het nieuwe dorp een klooster zou willen stichten, dan was ook meteen de pastorale zorg voor de nieuwe gemeenschap geregeld. Een aantal kloosterordes werd aangeschreven. Al gauw kwamen er verschillende reacties die echter op niets uitliepen. Op 23 november stonden 2 zusters van de Dominicanessen van Bethaniƫ bij de burgemeester op de stoep, samen met de burgemeester werd Lactaria bezocht, de zusters waren enthousiast. Na enig beraad in Venlo en een bezoek van Mgr. Lemmens werd besloten tot aankoop van Lactaria, nu moest er nog toestemming komen van de bisschop van Den Bosch. Deze was aanvankelijk niet enthousiast ( hij had al genoeg armlastige kloosterordes in zijn bisdom) maar na tussenkomst van de burgemeester kwam op 12 januari de officiƫle toestemming en op 30 januari werden de zusters eigenaar. 22 februari 1934 arriveerden de eerste 6 zusters, Katharina, Therese, Anna, Anna, Theresia en Cornelia de Leeuw als enige Nederlandse. Op 21 juli was de kapel voor de zusters en de bewoners klaar en hoefden ze niet meer iedere dag naar Sint Anthonis te lopen. Toen het zeker was dat de paters s.s.s. ook naar Stevensbeek kwamen leverden zij een priester voor de zusters. Pater G. Kaarsgaren, hij woonde vanaf 17 december 1934 tijdelijk bij de zusters op Maria Regina tot het patersklooster klaar was.
De zusters hadden een mooie taak zoals in die dagen in de krant geschreven werd: “de rehabilitatie van gevallen vrouwen en meisjes”. Bij het nieuwe klooster lag 25 ha grond die door de zusters met behulp van de meisjes en een aantal knechts bewerkt werden, ook werd er vee voor eigen gebruik op hun boerenbedrijf gehouden. De komst van de zusters met hun pupillen, de paters en de eerste boerengezinnen zorgden voor een inwoner aantal van 250 personen binnen een paar jaar tijd.
In het zustersklooster was dus een van de stallen omgebouwd tot een openbare kapel voor de zusters en omwonende, de eerste zielzorger was Gerardus Kaarsgaren. De kapel van de zusters werd met een gordijn gescheiden van de kapel van de Stevensbeekse bevolking.
Dit zijn de stallen voor de verbouwing tot kapel.
Na de verbouwing zien we aan deze kant de kapel voor de
Stevensbekenaren en achteraan voor de zusters.
Een foto van de kapel in 1962. In die tijd stond de priester nog met de rug naar het volk. De schooljeugd zat voor in de kerk op kleine bankjes zodat ze goed in de gaten gehouden konden worden (er zal ook nog wel een andere reden zijn geweest). Maar zoveel jeugd kort bij elkaar vroeg ook om problemen en het gebeurde daarom nog al eens dat de schoolmeester of een van de ouders naar voren moest om de jeugd in het gareel te houden en daarbij werd ook wel eens een tik uitgedeeld. In die tijd moest er ook nog plaatsengeld betaald worden en iedereen had een vaste plek vandaar de nummers op de bank. Men noemde het bankenpacht. Voor de voorste rijen betaalde je f 16,- voor de middelste rijen f 14,- en voor de achterste rijen en de banken aan de zijkant betaalde je f 13,- Stevensbeek had tot 1954 geen kerkbestuur. In 1954 werd het een zelfstandig rectoraat met kerkbestuur. De kerkmeesters moesten vooraan zitten en daardoor moesten mensen die al vele jaren vooraan zaten een plaats opschuiven. Tijdens het ter communie gaan moest je op de communiebank knielen en de priester gaf je dan een hostie op de tong. Je mocht de hostie niet met je handen aanraken. Boven in de kerk hangt de godslamp die lamp brandde altijd, de koster moest er voor zorgen dat er genoeg olie in zat. Zo zijn er nog veel meer oude gebruiken in en rond de kerk.
Wie kan meer over dit onderwerp vertellen.